Een Kubernetes-namespace kun je zien als een soort van label waarmee je onderdelen van je Kubernetes-cluster zoals pods en services groepeert en isoleert. Dit is vooral nuttig wanneer je meerdere use cases op een enkel Kubernetes-cluster draait en die duidelijk wil groeperen zodat je ze niet door elkaar haalt.
We zetten de belangrijkste commando's voor het gebruik van een namespace op een rijtje:
- In plaats van ns kun je ook namespace of namespaces gebruiken.
- In plaats van -n kun je ook voluit --namespace gebruiken
Een namespace maak je eenvoudig aan met het commando:
kubectl create ns <naam>
Een overzicht van je namespaces krijg je te zien met het commando:
kubectl get ns
Je zult zien dat er een aantal standaard aanwezige namespaces zijn: default, kube-node-lease, kube-public, kube-system. Je kunt deze standaard aanwezige namespaces volledig negeren. Geïnteresseerden vinden hier meer informatie over waar deze namespaces voor dienen.
Een namespace en alle bijbehorende onderdelen verwijder je met het commando:
kubectl delete ns <namespacenaam>
Kubernetes resources, of objecten/Helm Charts die je deployed kun je toewijzen aan een namespace door de toevoeging -n <namespacenaam> te gebruiken, bijvoorbeeld bij het installeren van een Helm Chart:
helm install -f <bestandsnaam>.yaml <releasenaam> <repository>/<helmchart> -n <namespacenaam>
De toevoeging -n <namespacenaam> (bijvoorbeeld -n traefik) wijst de Helm-installatie toe aan de opgegeven namespace. Vervolgens kun je bijvoorbeeld de gedeployde pods binnen deze namespace bekijken met het commando:
kubectl get pods -n <namespacenaam>